2023/04
Martti Koskenniemi krijgt dit jaar een eredoctoraat van de VUB. Koskenniemi is een wereldwijde autoriteit in internationaal recht en één van de weinigen die ik zowel tot de ‘realistische’ als tot de ‘idealistische’ school zou rekenen.
De idealisten, dat zijn diegenen die geloven dat meer (en beter) internationaal recht nodig is. Dat internationaal recht kan helpen om een soort gelijkwaardigheid tussen alle mensen te bewerkstelligen, ook zonder een mondiale regering. Onder de idealisten zijn er ook constitutionalisten, die geloven dat bepaalde internationale verdragen nu al een soort grondwet voor een ‘op regels gebaseerde internationale orde’ vormen. De realisten zien in internationaal recht zowel een uitdrukking als een instrument van ongelijke machtsverhoudingen. De machtigste staten maken regels voor de problemen waar zij van wakker liggen en vegen, als het hen uitkomt, hun laarzen aan bestaande regels die hen in de weg zitten. Voor de realisten kan je maar beter één of meerdere goedaardige supermachtige staten hebben want op goede afspraken alleen kan je niet rekenen.
Dat Koskenniemi zowel het respect van zowel de idealistische school als de realistische school krijgt heeft misschien te maken met zijn carrière als diplomaat voor Finland, tijdens en na de koude oorlog. Als vertegenwoordiger van Finland, geprangd tussen de Sovjet Unie en het Westen, moest je wel hopen op een op regels gebaseerde internationale orde – en tegelijkertijd voldoende militaire macht opbouwen om je buur recht in de ogen te kunnen kijken.
De brutale poging tot kolonisering van Oekraïne door Rusland laat zowel de idealisten als de realisten perplex achter. De realisten zien hun standpunt bevestigd, maar dan op een nog extremere manier dan ze hadden gedacht. Elke staat die op een geloofwaardige manier kan dreigen met een kernoorlog kan blijkbaar zelfs de meest essentiële internationale regels met de voeten treden. De idealisten zijn het noorden helemaal kwijt. Er is niet alleen de agressie door Rusland, maar ook het feit dat een verbazend groot aantal staten weigert die agressie te veroordelen. Ze vormen wel een minderheid, die staten, maar ze ‘vertegenwoordigen’ wel de meerderheid van de wereldbevolking – op al dan niet democratische wijze.
Wie (zoals ik) contacten met Afrikaanse juristen onderhoudt is wellicht niet van haar of zijn stoel gevallen. Dit zat eraan te komen. Zelfs de grootste idealisten – wat mensenrechten en ander internationaal recht betreft – in armere landen zijn bijzonder sceptisch over de idee van een op regels gebaseerde internationale orde. Het Westen promoot mensenrechten. Het Westen belooft al meer dan een halve eeuw lang om 0,7% van zijn bbp aan internationale samenwerking te besteden, maar komt die belofte niet na – en dat maakt de verwezenlijking van sommige mensenrechten onmogelijk. Het Westen gebruikt het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank om regeringen van armere landen te verbieden om voldoende uit te geven voor de verwezenlijking van het recht op onderwijs en van het recht op gezondheid. Het Westen sluit zijn grenzen en luchthavens wanneer er een pandemie dreigt aan te komen en houdt alle vaccins voor zich. De opwarming van de aarde, in grote mate veroorzaakt door de historische uitstoot van het Westen, wordt in snel tempo de belangrijkste oorzaak van menselijke miserie, maar de beloofde compensaties blijven uit.
Toen ik nog les gaf aan de London School of Hygiene and Tropical Medicine wierpen mijn studenten – vooral de uit Afrika afkomstige studenten – het me vaak voor de voeten. Is dit de op regels gebaseerde internationale orde die je verdedigt? Mijn standaard antwoord bestond uit drie delen. Ten eerste, er zit progressie in. De Conferentie van Berlijn (1884-1985), dat waren 15 witte mannen, rond een tafel ergens ver van Afrika, waar ze grenzen trokken op een ruwe kaart, grenzen waarvan vele vandaag nog altijd gelden in internationaal recht. Een dergelijke extreme vorm van dominantie bij het bepalen van internationale regels zou vandaag ondenkbaar zijn. Ten tweede, zelfs als ze het enkel uit eigenbelang doen hebben machtige staten de samenwerking van minder machtig staten nodig: dat schept ruimte voor onderhandelingen. Ten derde, wat is het alternatief? Geen internationaal recht? Dan krijgen we een situatie die valt onder de noemer ‘anarchie’ en daar gaan vooral de minder machtige staten echt niet beter van worden.
Vandaag zou ik net dezelfde argumenten gebruiken, maar dan in omgekeerde volgorde. We staan dichter dan ooit bij een vorm van mondiale anarchie die we nog niet eerder hebben gekend, precies omdat de nood aan samenwerking groter is dan ooit. Elkaar met rust laten – de kerngedachte van het Westfaalse soevereiniteitsconcept – is geen optie meer, en zou trouwens enkel werken als alle staten zich eraan hielden, quod non. Zelfs de machtige staten beseffen nu dat een op regels gebaseerde internationale orde ook voor hen van levensbelang kan zijn; dat schept ruimte voor evenwichtigere onderhandelingen. Progressie is mogelijk – we weten hoe, de meest noodzakelijke regels zijn al geschreven – en hoogdringend.
Als we een op regels gebaseerde internationale orde nog willen redden dan verplicht een realistische inschatting van de huidige situatie ons om allemaal idealist te worden. Ervoor zorgen dat Ruslands poging tot kolonisatie van Oekraïne mislukt is stap één, ervoor zorgen dat de meerderheid van de mensheid een internationale rechtsorde wil – en wil verdedigen – is stap twee. Het wordt hoog tijd dat we al onze beloftes nakomen.